donderdag 29 september 2011

Open brief aan Arie Slob

Geachte heer Slob,

Naar aanleiding van een aantal tweets tussen ons ten aanzien van prostitutie zend ik U deze mail waarin ik U uitleg waarom dat best een normaal beroep zou kunnen zijn.

Vooraf wil ik U graag melden dat ik vind dat de wijze waarop prostitutie momenteel bestaat niet in de haak is en dat de zaken waarover Maria Genova schrijft uiteraard verwerpelijk zijn. Daarover bestaat geen discussie. Het ging mij meer over Uw stelling dat prostitutie altijd seksuele uitbuiting is en in strijd zou zijn met de menselijke waardigheid.

Door de eeuwen heen zien we bij verschillende religieuze zingevingssystemen een seksuele moraal die geënt is op de idee dat seks vooral gericht moet zijn op het verkrijgen van nageslacht en plaats moeten hebben exclusief binnen de zetting van een huwelijk. Uiteraard een huwelijk tussen man en vrouw.
Daarnaast wordt binnen die religieuze zingevingssystemen gewezen op het feit dat het doel van het menselijk bestaan hier op aarde is een gerichtheid te hebben op datgene dat al dat aardse overstijgt. Binnen het Christendom is dat uiteraard een gerichtheid op God en het verwerpen van alles dat daar van afleidt. Laat ik mij beperken tot het Christendom.

Al vroeg in het Christendom ontstaat in de jonge Kerk een visie op de mensheid en wereld die gericht is op de afkeer daarvan. Er ontstaan allerlei stromingen die uiting willen geven aan deze aardse afkeer. Er trekken mensen letterlijk de woestijn in, keren zich af van de mensheid en zoeken in afzondering en gebed hun weg naar God.
Hierdoor ontstaan de eerste heremieten “kloostergemeenschappen.” Vaak worden de regels waarnaar deze mensen willen leven tot in het extreme doorgevoerd. Het gaat niet alleen maar om bijvoorbeeld seks (er gaat een onbewezen verhaal rond dat Origenes (185-253/254) eigenhandig zijn eigen geslachtsdeel zou hebben afgesneden), maar om alles dat een enigszins fysieke aangename ervaring zou kunnen opleveren. Zachte bedden, warme dekens, lekker klaargemaakte maaltijden, genotsmiddelen als alcohol, alles wordt afgewezen en men leeft in een waarlijk extreme situatie op zoek naar God.
Veel van deze mensen zijn door de vroege kerk gezien als lichtend voorbeeld voor het gewone volk en werden derhalve heilig verklaard (Origenes overigens niet). Uiteraard was het ontstaan van deze extreme vormen van aardse afwijzingen mede het gevolg van een sterke afkeer van de enorme decadentie die de Romeinse overheersers met zich meebrachten.

In de eeuwen die volgden, na de val van het Romeinse Rijk, ontstonden er allerlei echte kloostergemeenschappen waarvan die van Benedictus momenteel als de oudste wordt beschouwd. Als het gaat om het afwijzen van alle aardse zaken blijft men in de leefregels voor kloostergemeenschappen vasthouden aan extreme vormen van afwijzing. Deze extreme leefregels worden door seculiere geestelijken steeds meer als voorbeeld gebruikt om het volk, dat inmiddels massaal tot het Christendom bekeerd is (vaak gedwongen overigens), de juiste leefwijze voor te houden. Hierbij wordt matiging van aardse geneugten zeer gepromoot.

In de vroege 15e eeuw schrijft Thomas Haemerken (Thomas a Kempis) in zijn De Imitatione Christi het volgende (hoofdstuk 1):

Over de navolging van Christus en de versmading van alle ijdelheden der wereld

1. Wie Mij volgt,zegt de Heer, wandelt niet in de duisternis (Joh. 8:12). Dit zijn woorden van Jezus Christus, waardoor Hij ons aanspoort, Hem in zijn leven en deugden na te volgen, indien wij waarlijk verlicht willen zijn, en verlost van alle blindheid des harten. Dat dus onze voornaamste zorg zij, het leven van Jezus Christus te overwegen.

2. De leer van Christus gaat alle leringen van Heiligen te boven; en wie zijn geest bezat, zou daarin het verborgen manna vinden. Maar het gebeurt dat velen, die het Evangelie dikwijls horen, weinig zielsverlangen ondervinden omdat zij de geest van Christus niet bezitten. Wilt gij de woorden van Christus ten volle verstaan en er smaak in vinden, dan moet gij geheel uw leven aan het zijne trachten gelijkvormig te maken.

3. Wat zal het u baten dat gij over de Drievuldigheid diepzinnig kunt redetwisten, indien u de ootmoedigheid ontbreekt, en gij aldus aan de Drievuldigheid mishaagt? Voorwaar, diepzinnige woorden maken de mens niet heilig en rechtvaardig; maar een deugdzaam leven maakt hem aan Godbehaaglijk. Ik heb liever vermorzeling van het hart te gevoelen, dan er de bepaling van de kennen. Al kent gij geheel de Schriftuur van buiten, en al kent gij de spreuken der wijsgeren, wat zou u dit alles baten, zonder de liefde van God en zijn genade? IJdelheid der ijdelheden, en alles is ijdelheid (Eccl. 1:2), behalve God te beminnen, en Hem alleen te dienen. Door de verachting der wereld naar het rijk der hemelen streven, daarin bestaat de verhevenste wijsheid.

4. Het is dus ijdelheid, vergankelijke rijkdommen te zoeken, en zijn hoop daarin te stellen.Het is ook ijdelheid, ereambten na te jagen, en tot een hoge staat zich te verheffen, Het is ijdelheid, de lusten van het vlees in te volgen, en dit te verlangen, waarvoor men naderhand streng zal moeten gestraft worden. Het is ijdelheid een lang leven te wensen, en weinig bezorgd te zijn om wèl te leven. Het is ijdelheid, slechts te denken op het tegenwoordig leven, en niet te voorzien wat nog volgen moet. Het is ijdelheid, te beminnen, wat zo haastig voorbijgaat, en niet daarheen te snellen waar een eeuwige blijdschap woont.

5. Maak u dikwijls deze spreuk indachtig: Het oog wordt niet verzadigd van wat het ziet, en het oor niet bevredigd van wat het hoort (Eccl 1:8). Arbeid dan om uw hart los te rukken van de liefde der zichtbare dingen, en u tot de onzichtbare te keren; want die hun zinnelijkheid volgen, besmetten hun geweten, en verliezen de genade van God.

Thomas schrijft dit in een periode dat men binnen de Kerk zelf zou nauw niet meer neemt met de afwijzing van allerlei aardse zaken. Buiten het feit dat het daarmee een prachtig tijdsdocument is over de verloedering van Kerk en maatschappij waar hij tegenaan liep is het, bezien in het licht van zijn eigen leven toch enigszins tegenstrijdig te noemen, met name de 4e paragraaf.
De man is ongeveer 92 jaar oud geworden, wat extreem oud is voor iemand uit de 15e eeuw waarin mensen gemiddeld(!) op hun 35e het loodje legden. Er werd kennelijk zowel geestelijk als fysiek uitstekend voor hem gezorgd door de Augustijner orde waar hij toe behoorde. Dit uiteraard is dan al in tegenspraak te noemen met alles wat hij hierboven schrijft.

In de loop der eeuwen na Thomas, met de reformatie die in gang gezet werd door o.a. Maarten Luther (overigens ook een Augustijner monnik), zijn allerlei aardse afwijzingen in min of meerdere mate van minder belang geworden of zelfs in de vergetelheid geraakt.

Bij het contra-reformatische concilie van Trente werd o.a. vastgesteld dat priesters voortaan verplicht een celibataire staat van leven moesten hebben. De nadruk werd met deze (toen overigens zeer terecht te noemen) maatregel gelegd op seks als ultieme uiting van wereldlijkheid en het nastreven van fysiek genot.
Ondanks het feit dat er inmiddels verschillende kerkgenootschappen waren ontstaan bleef de invloed van de almachtige Roomse Kerk omtrent deze zaken onverminderd groot.

In de 19e eeuw culmineerde dit alles tot het zogenaamde Victoriaanse tijdperk. De extreem preutse koningin Victoria van Engeland dicteerde haar bizarre opvattingen aan de gehele wereld. Zo verbood zij bijvoorbeeld homoseksualiteit tussen twee mannen. Er was echter geen verbod op homoseksualiteit tussen twee vrouwen. Victoria had al een halve hartverzakking gekregen toen zij vernam dat er zoiets bestond tussen twee mannen, dat men haar niet meer durfde te vertellen dat er ook zoiets tussen twee vrouwen bestond. De anti-homoseksualiteitswet van Groot-Brittannië had het dan ook uitsluitend over mannen en werd pas eind jaren 80 van de 20e eeuw afgeschaft (!!!). Even buiten wat U en ik vinden van homoseksualiteit (u bent er tegen, ik niet), het tekent de bekrompenheid van die tijd.

Eind 19e eeuw ontstond er dan ook een stroming binnen de geestelijke gezondheidszorg die allerlei problemen in de psyche van de mens weet aan het onderdrukken van allerlei al dan niet deviante seksuele verlangens (Sigmund Freud cs).

De nadruk het afwijzen van aardse zaken kwam door dit Victoriaanse tijdperk in zijn geheel te liggen op het afwijzen van seksuele zaken. Over alle andere aardse zaken, zoals ik opgesomd heb in het eerste deel van dit schrijven, werd weliswaar gezegd dat men zich daarvan verre moest houden (er waren of zijn 7 hoofdzonden, waarvan onkuisheid er één is), uiteraard op straffe van zware straffen die men in het hiernamaals te wachten stonden, maar maatschappelijk maakte men zich er niet heel druk meer om.

In de 20e eeuw zijn die 7 hoofdzonden (Hoogmoed, Hebzucht, Onkuisheid, Afgunst, Onmatigheid, Woede en Gemakzucht) steeds meer op de achtergrond geraakt, behalve Onkuisheid.

De extreme vormen die de onzedelijkheid tegenwoordig aanneemt zijn exponent van een samenleving waar men zich aan de ene kant niks meer aantrekt van die andere 6 hoofdzonden (men kent ze niet eens meer) en aan de andere kant een extreme reactie op een extreme (Victoriaanse) moraal ten aanzien van Onkuisheid, zoals de vroege christenen extreem reageerden op de decadentie van de Romeinse Rijk.

Daar komt uiteraard nog bij dat in de Middeleeuwen lekker eten natuurlijk nooit onaangenaam was, maar seks wel. Het is voor niemand prettig seks te moeten hebben met iemand die zich nooit wast. Het moet in de Middeleeuwen dan ook één grote vieze bende zijn geweest. Vieze stinkende lijven die de van God gegeven opdracht zich voort te planten moesten uitvoeren. Seks was in die tijd ook gewoon letterlijk smerig!
In de 19e eeuw ging men hooguit nog maar 1 x in de week in een tobbe waar eerst de gehele familie al in was geweest.  Pas in de 20e eeuw  en dan met name na de Tweede wereldoorlog is men zich gaan realiseren dat dagelijkse hygiëne van groot belang is.

Wat is nu mijn punt?
Welnu: tegenwoordig vinden wij allen, Christenen niet uitgezonderd, zelfs geestelijken van grote kerkgenootschappen, dat bijvoorbeeld maaltijden niet alleen gezond moeten zijn, maar vooral ook lekker. Dat is uiteraard een korte fysieke bevrediging van een aardse behoefte.
Ook de andere hoofdzonden vinden wij tegenwoordig allemaal niet erg. Woede en Hoogmoed moeten kunnen, vinden wij. Wij noemen dat “recht op vrije meningsuiting” en een ieder moet maar van uit zijn aardse onderbuikgevoelens kunnen roepen wat hij wil. Aan Hebzucht hebben wij de huidige financiële crises te danken. Er is slechts een kleine groep binnen ons brede politieke spectrum dat zich druk maakt om dit soort aardse gedragingen van bijvoorbeeld bankiers. Ook Onmatigheid, Afgunst en Gemakzucht tieren welig. Ons hele economische systeem is geënt op deze drie hoofdzonden. Alles moet meer en alles moet gemakkelijker en beter dan de buurman (in het standaard handboek voor Sales wordt dat The Jones’ Theory genoemd).

Alleen over seks schijnen wij ons met zijn allen blijvend druk te maken. Uiteraard dient benadrukt dat zaken zoals waarover bijvoorbeeld Maria Genova schrijft, ten allen tijde verwerpelijk zijn en bestreden dienen te worden, maar dan gaat het in eerste en laatste instantie niet over het hebben van seks voor geld. Het gaat hier puur om machtsmisbruik.

Als het gaat om Onkuisheid (lust, wellustigheid) dan dienen we dús te constateren, vanuit een christelijke moraal, dat de bijzonder lekker klaargemaakte maaltijd absoluut bestreden moet worden. Zij appelleert aan onze gevoelens van Lust en bevredigd slechts een lichamelijke (aardse) behoefte. Onze maaltijden zouden dan slechts moeten dienen om in leven te blijven. Allemaal aan het astronautenvoer derhalve. Als de stelling dus is dat prostitutie per definitie uitbuiting is dan volgt uit die christelijke stelling dat restaurants dat dus ook zijn.

Om U het gras voor de voeten weg te maaien: uiteraard is dit een ridicule vooronderstelling.

Niemand zal in zijn hoofd halen om met droge ogen te beweren dat restauranthouders zich met iets platvloers bezig houden. Waarom zou een prostitue(e) die geheel uit eigen vrije wil zijn/haar seksuele diensten aanbiedt dat dan wel doen?
Uiteraard is de wijze waarop tegenwoordig prostitutie georganiseerd is en vertegenwoordigd in het straatbeeld (de Wallen, de beeldbuisbimbo’s op TV, porno-industrie e.d.) bijzonder ordinair en van een uitermate platvloersheid.
Dáár moet iets tegen gedaan worden!

Wij moeten af van de bekrompen christelijke moraal ten aanzien van seks en seksualiteit. Willen wij als christenen dat aardse paradijs, als Gods volk oderweg naar het Vaderhuis het nieuwe Jeruzalem ooit zien te bereiken, dan moeten wij omzien naar hoe dat paradijs eens was. Adam en Eva liepen naakt door dat paradijs. Pas toen zij aten van de vrucht van de Boom der Kennis, ontdekten zij hun naaktheid en gingen die bedekken alsof zij iets te verbergen hadden voor God, wat binnen de algemeen geldende christelijke visie nog steeds als een onmogelijkheid geldt.

Ingegeven door het 20+ eeuwen oude adagium dat God een boven ons uitstijgende Transcendente ver-weg manifestatie is, is binnen de theologie van tegenwoordig en in de visie van de meeste niet-kerkelijke gelovigen (en die zijn er meer dan wel-kerkelijke, zij hebben niet voor niets de instituties verlaten) God een Immanente manifestatie in het dagelijks leven gebleken.
God vertegenwoordigt het goede, zowel in de hemel als op aarde, zowel in het psychische als het fysieke en abstracte én het concrete. God zit dus ook in die maaltijd die erg lekker is, in het verdienen van een aardig salaris, in het verkrijgen van mooie, goede maatschappelijke posities en dergelijke.

Zoals wij dus met een gerust hart in een lekker warm bed mogen slapen, onze doelen mogen hebben om hogerop te komen binnen een bedrijf, mogen streven naar maatschappelijke betekenis, een lekkere maaltijd mogen klaarmaken en nuttigen, zo mogen wij ook gewoon seks hebben.

Zoals de restauranthouder zijn maaltijden mag verkopen, de beddenspecialist zijn luxe bedden mag verkopen, zo mag de prostitue(e) gewoon zijn/haar seksuele diensten aanbieden.

Nogmaals: tenzij er door mensen of maatschappelijke ellende toe gedwongen wordt en er geen sprake is van machtsmisbruik. Dat is waar U het over zou moeten hebben, niet over prostitutie als zodanig.

Zoals Maria Genova de meisjes (en wellicht ook jongens) kent die gedwongen zijn dit werk te doen en beland zijn in de ordinaire, platvloerse handen van seksexploitanten waarvan de exponenten te vinden zijn in iedere hoerenbuurt in Nederland, zo ken ik de mensen die geheel vanuit eigen vrije wil dit werk doen. Zij staan als een soort zzp-er gewoon in de arbeidsmarkt en houden zich verre van elke vorm van extremiteit. De mensen waarover ik het heb vindt men niet op de Wallen, niet in porno-films, niet op TV als beeldbuisbimbo en zeker niet als loverboy of mensenhandelaar terug!

Pax tecum